Stemmen ronde 1 'Write with Passion'
Welk van deze onderstaande prologen vind jij het beste die ook nog eens het beste aan de opdracht heeft voldaan? Motiveer je antwoord goed, want als hij geen motivatie heeft of een slechte, telt hij niet mee! De schrijvers van de prologen komen pas met de uitslag erbij te zijn in de hoop zo vriendjespolitiek te voorkomen.
De deelnemers (niet bekend wie nog he, logisch) zijn verplicht om hun stem uit te brengen op een van de prologen van de andere deelnemers!
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
INZENDING 1:
Zachtjes verdwenen de voetstappen in het donker.
”Welkom in ‘De Wereld’
Username: Ziyad
password: **********
[login]
U bent u verbonden”
Een
boekje, ‘Welkom in de Wereld,’ het enige online spel met in-life acties. De
wereld is het revolutionaire spel dat lichaam en geest bevorderd. Het spel was
eigendom van E.G.O.-corporation, een organisatie die tot noch toe onbekend was
in de gamewereld. Alles was veranderd, en dat in 100 jaar tijd, de techniek
stond bijna gelijk aan het leven zelf. Mensen werden afhankelijk van de
techniek.
Er zijn van die dingen die niet te verklaren zijn, de gave was er één van.
Vanaf het moment dat computers waren uitgevonden waren er spanningen tussen hen
en de mensen. Er wordt gedacht dat uit deze spanningen de gave is voort
gekomen. Al ruim 100 jaar wordt hier onderzoek naar gedaan, tot op heden is er
echter nooit een duidelijk antwoordt uit voortgekomen. Mensen bezitten het, ze
kunnen één worden met een computer, zonder daarvoor een hele stelling te maken,
er is slechts één draadje nodig voor dit fenomeen en een ring die ze altijd in
hun leven schenen te vinden. Het was nooit bekend waarom, soms is een waarom
erg overbodig. Al snel riepen degene die de gave bezaten zich uit tot een soort
heersers van al, alsof ze daar ooit voor bedoelt waren. Een revolutie en daarna de contra revolutie,
de gave was niet meer geaccepteerd en nam een andere wending, het beschermen
van beide soorten, computers en mensen. Alles moest in het geheim gebeuren, de
proeven waren vrijwel nooit goed gekeurd door de commissie en vele begaafde,
werden bruut tot hun eind gebracht. Als het niet door de proeven kwam dan was
het wel door de gevolgen ervan. Slechts vijf procent van alle begaafde was
onontdekt en veilig. De vrijheid die hen hebben zou nog wel eens flink op de
proef kunnen worden gesteld.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
INZENDING 2:
Door een rond zolderraampje wat een kier open was gelaten drong koude maar droge wind de huiselijke kamer binnen. De halfopen, lichte, rode gordijnen blokten de tocht amper en lieten toe dat de wind niet alleen de inkt op de papieren die over het massief rozenhouten bureau verspreid lagen droogde, maar die papieren ook meenamen en door de kamer lieten dwarrelen als kastanjebladeren in de herfst.
Een luxe kroontjespen die op diezelfde schrijftafel lag rolde zo nu en dan een paar centimeter verder en verspreidde dan kleine druppeltjes indigokleurige inkt over het tafelblad en de papieren.
De ruimte was, op een kat die het zich gemakkelijk maakte in een behaaglijke mand bij de haard (waarin een stuk brandhout nog na lag te smeulen), vrij van leven, hoewel...
De kat spitste zijn oortjes en opende één geelbruin oog. Een plotseling stevige windvlaag ging door de kamer en nam een stuk papier mee door de deur, die door de netgeopende deur heen vloog. In de deuropening stond een vreemdeling, een indringer die de bruine, dikbehaarde kat ontzet deed opschrikken. De kat ging vlak daarna beheerst weer liggen en staarde de man gepikeerd maar geïnteresseerd aan. De indringer lachte schamper en mompelde iets over 'maar afwachten' en 'stom beest' tegen het dier. Hij voelde zich vast heel wat.
Helaas voor de indringer, was de kat vrij – nee, hoogst – intelligent, en was hij voor hém geen vreemdeling. En helaas – of gelukkig – had de man hier geen weet van, en liep op zijn dooie gemak over het smaragdgroene tapijt naar het bureau toe, pakte enkelen van de handgeschreven pagina's en las ze, ter verifiëring van de echtheid ervan, leek het.
Na hij een aantal paragraven had bestudeerd, werden zijn smalle, grijze ogen groot en begon hij als een bezetene de bladen te verzamelen, als een kind dat zijn knikkers in het bijzijn van zijn achterbakse klasgenoten op het schoolplein laat vallen en ze terug wil pakken voordat de rest ze in bezit krijgt.
Toen hij alle pagina's – tweehonderdennegentig waren het er, zoals zijn opdrachtgever later zou ondervinden – had verzameld was hij schijnbaar tevreden en stopte het boekwerk in een leren brieventas. Een paar seconden later was hij verdwenen met een zachte zet tegen de deur.
De kat, die alles in stilte had aanschouwd, stond op van zijn mand, waarin de tien bladzijden van het laatste hoofdstuk verschenen. De tien finale bladzijden van het boek waar zijn baasje het laatste halfjaar zo ijver aan had geschreven, in koude nachten en donkere dagen, bij chaos en rust, alsof zijn leven ervan afhing.
En wat nu maar al te duidelijk was geworden, is dat zijn leven werkelijk van het boek afhing, en dat zijn leven, ondanks de kat, in een benarde situatie was gekomen...
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
INZENDING 3:
Het was een stormige nacht. De wind blies hard tegen de rieten daken van de huizen, regendruppels vlogen in het rond, drijvend op de wind, totdat ze op de grond vielen. Een man stond midden in de regen. Het hoofd van de man keek recht in de regendruppels. Zijn blauwe kimono was bijna onzichtbaar in de nacht. Hij had pikzwart haar en zijn zwaard zat veilig tussen zijn gordel en zijn kimono. Dit zwaard leek net hetzelfde als elke andere zwaardman in Tokyo had, het was alleen meer gebogen dan de rest en de zwarte schede was net zo donker als de nacht. Zoals ook alle zwaardmannen had hij een passie voor zwaarden. Het was niet te beschrijven deze passie. Het voelde eigenlijk niet echt als een passie, maar meer als een onzichtbare connectie met elk zwaard.
Er werd ook vaak gezegd dat een man zijn zwaard, zijn ziel was.
Plots vlogen twee messen in de richting van de man. Zonder ook maar te kijken deed de man een stap naar achter. De messen vlogen rakelings langs hem af. Nu sprongen er vier schaduwen recht op de man af. De man bleef naar boven kijken, terwijl de schaduwen steeds dichter bij kwamen. Toen ze alle vier zo dicht waren dat het onmogelijk leek voor de man om zijn zwaard nog te trekken, trok hij het uit de schede en sloeg alle vier de schaduwen uit de lucht. Maar één enkele seconde had hij zijn blik van de maan afgewend en rond hem gekeken. Alles was zo snel gegaan, dat de schaduwen geen tijd hadden gehad om te reageren. Vier keer klonk een ‘plof’ op de zanderige grond. Het bloed uit van de snede op de lichamen van de schaduwen stroomde weg samen met de regen. De man stopte het zwaard in de schede en keek weer naar boven. Het geluid van de regen dat even verdwenen was, klonk weer door de straten. Maar door het geluid van de regen klonken nu twee handen die klapten. Een man kwam al klappend op het slagveld af.
“Ik had niet meer verwacht van de grootste moordenaar in Tokyo.” Zei de man terwijl hij bleef lopen.
De andere man reageerde niet en bleef gewoon naar de lucht staren.
“Ze zeiden me al dat je geen grote spreker was, maar toch zou ik je een baan willen aanbieden. Zie je ik ben een belangrijke man in deze stad. Iedereen respecteert mij, niemand zit mij in de weg. Maar toch heb ik vijanden en daarvoor heb ik jou nodig. Ik zou willen dat je voor mij komt werken als mijn persoonlijke lijfwacht. Natuurlijk hoeft dit niet gratis te gebeuren, je kan krijgen wat je wilt ik ben bereid om te betalen wat je ook maar vraagt. Wat vind je ervan?”
De man achtte even voor hij antwoordde, maar opende toen zijn mond.
“Nee dank je.” Antwoordde de man en hij draaide zich om. Langzaam liep hij door, voor zich uitkijkend.
“Wat doen we met hem?” vroeg een stem uit de schaduw aan de man die geïrriteerd naar de weglopende zwaardman keek.
“Zorg dat hij het einde van de week niet haalt…”
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
INZENDING 4:
De gedichten zijn origineel en door mij gemaakt. Het verhaal is dan ook écht gebeurd. De proloog is een vooruitblik op het verhaal. Geen flashback dus, maar een flashforward. De proloog speelt zich zo ongeveer af, midden in het verhaal.
Laat ik wel even zeggen dat de tijdsvolgorde van dit verhaal en de gebeurtenissen niet exact gelijk is aan wat er precies gebeurd is. Daarvoor weet ik er zelf niet meer al te veel van en ik wil er ook een verhaal van maken en geen dagboek.
Als we er een nieuwe opdracht over moeten maken, bijvoorbeeld het verdere verloop, dan zal ik misschien niet het échte verhaal pakken, maar er misschien iets anders van maken. Ik schreef deze proloog voor deze wedstrijdopdracht, maar ik vertel erover als verhaal (niet dat jullie denken dat ik dit al eerder schreef, ik heb het pas vandaag op zaterdag, 13 december geschreven).
De titel van het verhaal is: Zo moeder, zo dochter.
De proloog is geschreven uit het oogpunt van de moeder van het hoofdpersonage.
Proloog
Ik lig op een harde, zwarte bank. Een dunne deken over me heen geslagen. Mijn knallende hoofd op de groene, bijpassende kussens. Mijn ledematen schreeuwen het uit, terwijl ik langzaam overeind kom. Mijn beeld wordt steeds feller verlicht, de zon schijnt door de ramen van het huis. Alles prikt aan me, alles doet zeer. Mijn ogen voelen uitzonderlijk zwaar aan, alsof ze elk moment terug dicht kunnen vallen. Ik draai me om terwijl de deken als een zacht, zijde kleed omlaag, op de grond, valt. Ik zie een glas water staan. Met een kurkdroge mond grijp ik er gretig naar en gooi het in één keer in mijn lege maag. Op de tafel zie ik schrijfgerei liggen. Een kladblok met een roze vulpen, van mijn dochter. Gekocht door haar passie: schrijven. Ik slik, terwijl tranen in mijn ogen opwellen. Ze prikkelen in mijn ogen en nemen vorm aan. Ik zie tranen als een virus. Ze eisen de plek op in je ogen en ze verlaten je weer als je ziek bent, heel erg ziek. Driftig veeg ik ze weg. Verwijder ik ze, probeer ik mijn verdriet weg te snijden. In stilte pak ik het schrijfblokje van mijn dochter. Ik sla het open en ik lees de woorden die mijn dochter op papier heeft gezet.
Angst in mijn ogen,
Die spreek ik zelf uit
En iedereen die het ziet,
Interesseert het echt geen fluit
Angst, hier diep van binnen
Angst, voor alles
Verwoord in zinnen
Angst,
verwikkeld met een traan
Angst,
Die ikzelf heb begaan
Mijn hart staat stil, tegelijkertijd hoor ik hem bonzen. Alsof hij uit mijn ribben wil ontsnappen, alsof hij gevangen genomen wordt door zó veel verdriet dat mij en mijn dochter heeft geteisterd. Ik wil meer weten wat mijn dochter bezield, mijn dochter, op jonge leeftijd, al zoveel problemen.
Ik voel iets nats,
langs mijn wang
Ik veeg driftig weg
Alweer ben ik zo bang
Druppels,
Die opwellen uit mijn oog
Weer als ze komen,
Veeg ik ze driftig droog
Alle tranen,
Die vergoten worden
Gaan ze ergens heen?
Want ik huil er geen paar
Maar wel duizend en een
En ik nu ook. Toeterend en snotterend laat ik mijn tranen vloeien, ik wil ze niet meer wegsnijden zoals mijn dochter doet. Keer op keer hield ik mijzelf voor dat ze sterk was en nu zie ik de waarheid. Ik had gelijk over haar, zij over mij. We waren fout over onszelf. Mijn dochter. Uit angst weggerend van het echte leven, leidt ze nu haar eigen wereldje. Ze lijdt. Ik herhaal het zinnetje in mijn hoofd: ze lijdt. Ze kan het niet meer aan, net zoals ik. Maar ze is sterk, ik ben sterk. Samen komen we er door heen. Uit de ellende die het nieuwe jaar ons heeft geschonken. Driftig lees ik verder.
Ik ren weg
Van het leven
En alles wat
Daarbij hoort
Ik ren weg
Voor de mensen
Van de auto’s
Van de wereld
Door blijven rennen
En nooit meer
Stoppen willen
Ren ik weg
Van het leven
Voorgoed ervan vandaan
‘Zet hem op meisje,’ fluister ik nog, terwijl mijn laatste adem uitgeblazen wordt. Ik val slapjes terug neer op de bank. Mijn hoofd heeft het alweer opgegeven, heeft nieuwe kracht nodig. Nieuwe kracht, om de emotionele ziektes te bestrijden.
Welk van deze onderstaande prologen vind jij het beste die ook nog eens het beste aan de opdracht heeft voldaan? Motiveer je antwoord goed, want als hij geen motivatie heeft of een slechte, telt hij niet mee! De schrijvers van de prologen komen pas met de uitslag erbij te zijn in de hoop zo vriendjespolitiek te voorkomen.
De deelnemers (niet bekend wie nog he, logisch) zijn verplicht om hun stem uit te brengen op een van de prologen van de andere deelnemers!
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
INZENDING 1:
Zachtjes verdwenen de voetstappen in het donker.
”Welkom in ‘De Wereld’
Username: Ziyad
password: **********
[login]
U bent u verbonden”
Een
boekje, ‘Welkom in de Wereld,’ het enige online spel met in-life acties. De
wereld is het revolutionaire spel dat lichaam en geest bevorderd. Het spel was
eigendom van E.G.O.-corporation, een organisatie die tot noch toe onbekend was
in de gamewereld. Alles was veranderd, en dat in 100 jaar tijd, de techniek
stond bijna gelijk aan het leven zelf. Mensen werden afhankelijk van de
techniek.
Er zijn van die dingen die niet te verklaren zijn, de gave was er één van.
Vanaf het moment dat computers waren uitgevonden waren er spanningen tussen hen
en de mensen. Er wordt gedacht dat uit deze spanningen de gave is voort
gekomen. Al ruim 100 jaar wordt hier onderzoek naar gedaan, tot op heden is er
echter nooit een duidelijk antwoordt uit voortgekomen. Mensen bezitten het, ze
kunnen één worden met een computer, zonder daarvoor een hele stelling te maken,
er is slechts één draadje nodig voor dit fenomeen en een ring die ze altijd in
hun leven schenen te vinden. Het was nooit bekend waarom, soms is een waarom
erg overbodig. Al snel riepen degene die de gave bezaten zich uit tot een soort
heersers van al, alsof ze daar ooit voor bedoelt waren. Een revolutie en daarna de contra revolutie,
de gave was niet meer geaccepteerd en nam een andere wending, het beschermen
van beide soorten, computers en mensen. Alles moest in het geheim gebeuren, de
proeven waren vrijwel nooit goed gekeurd door de commissie en vele begaafde,
werden bruut tot hun eind gebracht. Als het niet door de proeven kwam dan was
het wel door de gevolgen ervan. Slechts vijf procent van alle begaafde was
onontdekt en veilig. De vrijheid die hen hebben zou nog wel eens flink op de
proef kunnen worden gesteld.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
INZENDING 2:
Door een rond zolderraampje wat een kier open was gelaten drong koude maar droge wind de huiselijke kamer binnen. De halfopen, lichte, rode gordijnen blokten de tocht amper en lieten toe dat de wind niet alleen de inkt op de papieren die over het massief rozenhouten bureau verspreid lagen droogde, maar die papieren ook meenamen en door de kamer lieten dwarrelen als kastanjebladeren in de herfst.
Een luxe kroontjespen die op diezelfde schrijftafel lag rolde zo nu en dan een paar centimeter verder en verspreidde dan kleine druppeltjes indigokleurige inkt over het tafelblad en de papieren.
De ruimte was, op een kat die het zich gemakkelijk maakte in een behaaglijke mand bij de haard (waarin een stuk brandhout nog na lag te smeulen), vrij van leven, hoewel...
De kat spitste zijn oortjes en opende één geelbruin oog. Een plotseling stevige windvlaag ging door de kamer en nam een stuk papier mee door de deur, die door de netgeopende deur heen vloog. In de deuropening stond een vreemdeling, een indringer die de bruine, dikbehaarde kat ontzet deed opschrikken. De kat ging vlak daarna beheerst weer liggen en staarde de man gepikeerd maar geïnteresseerd aan. De indringer lachte schamper en mompelde iets over 'maar afwachten' en 'stom beest' tegen het dier. Hij voelde zich vast heel wat.
Helaas voor de indringer, was de kat vrij – nee, hoogst – intelligent, en was hij voor hém geen vreemdeling. En helaas – of gelukkig – had de man hier geen weet van, en liep op zijn dooie gemak over het smaragdgroene tapijt naar het bureau toe, pakte enkelen van de handgeschreven pagina's en las ze, ter verifiëring van de echtheid ervan, leek het.
Na hij een aantal paragraven had bestudeerd, werden zijn smalle, grijze ogen groot en begon hij als een bezetene de bladen te verzamelen, als een kind dat zijn knikkers in het bijzijn van zijn achterbakse klasgenoten op het schoolplein laat vallen en ze terug wil pakken voordat de rest ze in bezit krijgt.
Toen hij alle pagina's – tweehonderdennegentig waren het er, zoals zijn opdrachtgever later zou ondervinden – had verzameld was hij schijnbaar tevreden en stopte het boekwerk in een leren brieventas. Een paar seconden later was hij verdwenen met een zachte zet tegen de deur.
De kat, die alles in stilte had aanschouwd, stond op van zijn mand, waarin de tien bladzijden van het laatste hoofdstuk verschenen. De tien finale bladzijden van het boek waar zijn baasje het laatste halfjaar zo ijver aan had geschreven, in koude nachten en donkere dagen, bij chaos en rust, alsof zijn leven ervan afhing.
En wat nu maar al te duidelijk was geworden, is dat zijn leven werkelijk van het boek afhing, en dat zijn leven, ondanks de kat, in een benarde situatie was gekomen...
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
INZENDING 3:
Het was een stormige nacht. De wind blies hard tegen de rieten daken van de huizen, regendruppels vlogen in het rond, drijvend op de wind, totdat ze op de grond vielen. Een man stond midden in de regen. Het hoofd van de man keek recht in de regendruppels. Zijn blauwe kimono was bijna onzichtbaar in de nacht. Hij had pikzwart haar en zijn zwaard zat veilig tussen zijn gordel en zijn kimono. Dit zwaard leek net hetzelfde als elke andere zwaardman in Tokyo had, het was alleen meer gebogen dan de rest en de zwarte schede was net zo donker als de nacht. Zoals ook alle zwaardmannen had hij een passie voor zwaarden. Het was niet te beschrijven deze passie. Het voelde eigenlijk niet echt als een passie, maar meer als een onzichtbare connectie met elk zwaard.
Er werd ook vaak gezegd dat een man zijn zwaard, zijn ziel was.
Plots vlogen twee messen in de richting van de man. Zonder ook maar te kijken deed de man een stap naar achter. De messen vlogen rakelings langs hem af. Nu sprongen er vier schaduwen recht op de man af. De man bleef naar boven kijken, terwijl de schaduwen steeds dichter bij kwamen. Toen ze alle vier zo dicht waren dat het onmogelijk leek voor de man om zijn zwaard nog te trekken, trok hij het uit de schede en sloeg alle vier de schaduwen uit de lucht. Maar één enkele seconde had hij zijn blik van de maan afgewend en rond hem gekeken. Alles was zo snel gegaan, dat de schaduwen geen tijd hadden gehad om te reageren. Vier keer klonk een ‘plof’ op de zanderige grond. Het bloed uit van de snede op de lichamen van de schaduwen stroomde weg samen met de regen. De man stopte het zwaard in de schede en keek weer naar boven. Het geluid van de regen dat even verdwenen was, klonk weer door de straten. Maar door het geluid van de regen klonken nu twee handen die klapten. Een man kwam al klappend op het slagveld af.
“Ik had niet meer verwacht van de grootste moordenaar in Tokyo.” Zei de man terwijl hij bleef lopen.
De andere man reageerde niet en bleef gewoon naar de lucht staren.
“Ze zeiden me al dat je geen grote spreker was, maar toch zou ik je een baan willen aanbieden. Zie je ik ben een belangrijke man in deze stad. Iedereen respecteert mij, niemand zit mij in de weg. Maar toch heb ik vijanden en daarvoor heb ik jou nodig. Ik zou willen dat je voor mij komt werken als mijn persoonlijke lijfwacht. Natuurlijk hoeft dit niet gratis te gebeuren, je kan krijgen wat je wilt ik ben bereid om te betalen wat je ook maar vraagt. Wat vind je ervan?”
De man achtte even voor hij antwoordde, maar opende toen zijn mond.
“Nee dank je.” Antwoordde de man en hij draaide zich om. Langzaam liep hij door, voor zich uitkijkend.
“Wat doen we met hem?” vroeg een stem uit de schaduw aan de man die geïrriteerd naar de weglopende zwaardman keek.
“Zorg dat hij het einde van de week niet haalt…”
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
INZENDING 4:
De gedichten zijn origineel en door mij gemaakt. Het verhaal is dan ook écht gebeurd. De proloog is een vooruitblik op het verhaal. Geen flashback dus, maar een flashforward. De proloog speelt zich zo ongeveer af, midden in het verhaal.
Laat ik wel even zeggen dat de tijdsvolgorde van dit verhaal en de gebeurtenissen niet exact gelijk is aan wat er precies gebeurd is. Daarvoor weet ik er zelf niet meer al te veel van en ik wil er ook een verhaal van maken en geen dagboek.
Als we er een nieuwe opdracht over moeten maken, bijvoorbeeld het verdere verloop, dan zal ik misschien niet het échte verhaal pakken, maar er misschien iets anders van maken. Ik schreef deze proloog voor deze wedstrijdopdracht, maar ik vertel erover als verhaal (niet dat jullie denken dat ik dit al eerder schreef, ik heb het pas vandaag op zaterdag, 13 december geschreven).
De titel van het verhaal is: Zo moeder, zo dochter.
De proloog is geschreven uit het oogpunt van de moeder van het hoofdpersonage.
Proloog
Ik lig op een harde, zwarte bank. Een dunne deken over me heen geslagen. Mijn knallende hoofd op de groene, bijpassende kussens. Mijn ledematen schreeuwen het uit, terwijl ik langzaam overeind kom. Mijn beeld wordt steeds feller verlicht, de zon schijnt door de ramen van het huis. Alles prikt aan me, alles doet zeer. Mijn ogen voelen uitzonderlijk zwaar aan, alsof ze elk moment terug dicht kunnen vallen. Ik draai me om terwijl de deken als een zacht, zijde kleed omlaag, op de grond, valt. Ik zie een glas water staan. Met een kurkdroge mond grijp ik er gretig naar en gooi het in één keer in mijn lege maag. Op de tafel zie ik schrijfgerei liggen. Een kladblok met een roze vulpen, van mijn dochter. Gekocht door haar passie: schrijven. Ik slik, terwijl tranen in mijn ogen opwellen. Ze prikkelen in mijn ogen en nemen vorm aan. Ik zie tranen als een virus. Ze eisen de plek op in je ogen en ze verlaten je weer als je ziek bent, heel erg ziek. Driftig veeg ik ze weg. Verwijder ik ze, probeer ik mijn verdriet weg te snijden. In stilte pak ik het schrijfblokje van mijn dochter. Ik sla het open en ik lees de woorden die mijn dochter op papier heeft gezet.
Angst in mijn ogen,
Die spreek ik zelf uit
En iedereen die het ziet,
Interesseert het echt geen fluit
Angst, hier diep van binnen
Angst, voor alles
Verwoord in zinnen
Angst,
verwikkeld met een traan
Angst,
Die ikzelf heb begaan
Mijn hart staat stil, tegelijkertijd hoor ik hem bonzen. Alsof hij uit mijn ribben wil ontsnappen, alsof hij gevangen genomen wordt door zó veel verdriet dat mij en mijn dochter heeft geteisterd. Ik wil meer weten wat mijn dochter bezield, mijn dochter, op jonge leeftijd, al zoveel problemen.
Ik voel iets nats,
langs mijn wang
Ik veeg driftig weg
Alweer ben ik zo bang
Druppels,
Die opwellen uit mijn oog
Weer als ze komen,
Veeg ik ze driftig droog
Alle tranen,
Die vergoten worden
Gaan ze ergens heen?
Want ik huil er geen paar
Maar wel duizend en een
En ik nu ook. Toeterend en snotterend laat ik mijn tranen vloeien, ik wil ze niet meer wegsnijden zoals mijn dochter doet. Keer op keer hield ik mijzelf voor dat ze sterk was en nu zie ik de waarheid. Ik had gelijk over haar, zij over mij. We waren fout over onszelf. Mijn dochter. Uit angst weggerend van het echte leven, leidt ze nu haar eigen wereldje. Ze lijdt. Ik herhaal het zinnetje in mijn hoofd: ze lijdt. Ze kan het niet meer aan, net zoals ik. Maar ze is sterk, ik ben sterk. Samen komen we er door heen. Uit de ellende die het nieuwe jaar ons heeft geschonken. Driftig lees ik verder.
Ik ren weg
Van het leven
En alles wat
Daarbij hoort
Ik ren weg
Voor de mensen
Van de auto’s
Van de wereld
Door blijven rennen
En nooit meer
Stoppen willen
Ren ik weg
Van het leven
Voorgoed ervan vandaan
‘Zet hem op meisje,’ fluister ik nog, terwijl mijn laatste adem uitgeblazen wordt. Ik val slapjes terug neer op de bank. Mijn hoofd heeft het alweer opgegeven, heeft nieuwe kracht nodig. Nieuwe kracht, om de emotionele ziektes te bestrijden.