Terwijl landschappen door het raam voorbijschoten, zat ze daar, op een van de groene,
versleten zitplaatsen van het oude treintoestel. Ze zat helemaal alleen in de
coupé. Al de hele twee uur dat ze nu onderweg was, was er niemand ook maar in
haar buurt gekomen. Zelf had het meisje het niet eens door.
Gespannen zat ze daar, haar kin leunend op haar hand. Met een vage blik in haar ogen
staarde ze naar buiten, maar ze was te verdwaald in haar eigen gedachten om ook
maar werkelijk iets te zien van wat er buiten de trein gebeurde. Op haar
schoot lag een klein pakketje, netjes ingepakt, er zat zelfs een strik omheen. Het
felle inpakpapier stond in scherp contrast met haar lange, zwarte jas. Haar
vingers hielden het cadeautje krampachtig vast, alsof ze het wilde weggooien,
ver van haar vandaan. Ze was bijna bij haar bestemming en wist eigenlijk nog steeds niet precies waarom ze ging. Ze voelde helemaal geen behoefte om
haar weer te zien, totaal niet.
Toch ging ze.
Na een tijdje kwam de trein tot stilstand, maar het meisje realiseerde zich pas dat ze
het eindstation hadden bereikt toen dat werd omgeroepen door de speakers, met
het vriendelijke verzoek of iedereen het voertuig wilde verlaten. Even
twijfelde het meisje, maar uiteindelijk pakte ze toch haar spullen bij elkaar
en verliet de trein. Ze keek op naar het stationbord en zuchtte. Er was echt
geen weg meer terug.
Voor jaren was ze dit moment uit de weg gegaan. Ze had elk telefoontje genegeerd,
elke brief was ongeopend in de prullenbak gegaan. Maar haar vader had de
telefoontjes niet kunnen negeren. En na jaren van gezeur had hij ingegeven en
het meisje gesmeekt om te gaan. Één bezoekje, dat hadden ze afgesproken, daarna
zouden ze haar nooit meer dwingen.
Nors wandelde ze, zo langzaam mogelijk, naar de uitgang van het stationsgebouw. Ze
wierp een korte blik op het kleine cadeautje dat haar vader vlak voor haar
vertrek in haar handen had gepropt.
“Voor je zusje.” Had hij haar toen gezegd met een trieste glimlach. Ze kon er niet tegen
als hij zo keek, zo droevig, daarom had ze geaccepteerd om het presentje te
geven, maar het zou niet van harte gaan. Ze wilde dit niet en deed dit enkel
omdat ze geen nee tegen haar vader kon zeggen, dat zou ze hen beiden duidelijk
maken.
Het moment dat ze het gebouw verliet werd ze
om de hals gevlogen door de persoon die al die tijd op haar had gewacht.
Het was een stevige omhelzing, maar het meisje reageerde niet, ze liet het toe
en dat was alles. Toen de vrouw eindelijk uitgeknuffeld was, nam ze wat afstand
om het meisje beter te bekijken.
“Je bent zo groot geworden! En zo mooi, je ziet er alleen een beetje bleek uit, zorgt je
vader wel goe…” De vrouw stopte abrupt toen ze de blik van haar dochter zag. In
haar ogen las de oudere vrouw de woede en de haat. Haar dochter had haar nog
niet vergeven en het zag er niet naar uit alsof ze dat ooit nog zou doen.