Laat ik maar meteen groots uitpakken en wat ik zelf een van mijn beste verhalen tot nu toe vind hier op deze site zetten. Je bent hier vast naartoe getrokken door de fascinerende titel, ik weet het, niemand kan zo'n titel weerstaan =] Voor ik begin, wil ik even zeggen dat mijn twee grootste minpunten in de kunst der schrijven zijn: Beschrijvingen van personages en het bedenken van pakkende titels. Verder, kritiek of tips zijn welkom =] Laat ik nu maar stoppen met dit te typen, want jullie willen vast mijn verhaal lezen.
Komt die =]
Het was een koude winternacht. Het land
was verwikkeld in een zeer krachtige sneeuwstorm. Het zicht was
minimaal en het was ijskoud. De kleine hutjes waren bijna volledig
bedekt in een dik pak sneeuw. Licht scheen uit een van raampjes in
een van de hutjes, waarvan het dak bijna op instorten stond vanwege
het gewicht van de sneeuw. Binnen was het haast net zo onbehagelijk
als buiten. Koude lucht kwam door de dunne houten deur of door een
van de gaatjes in de ramen naar binnen. Het haardvuur verlichtte een
deel van de kamer, maar gaf haast geen warmte af. Een man van een
jaar of veertig probeerde door een van de raampjes naar buiten te
kijken, maar het enige wat hij zag was een witte massa. `Waarom kom
je niet wat dichter bij het vuur zitten Bernard? Straks vat je nog
kou!' De man die Bernard heette draaide zich om en keek naar het
vuur, waar zijn vrouw en twee kleine kinderen in een dunne deken
vlakbij de vlammen zaten om een beetje warm te blijven. `Ik blijf
toch liever kijken of er niet weer een van die patrouilles lanskomen.
De winter slaat overal toe, dus ook in de Toren,' mompelde Bernard,
die nog steeds voor het raam stond en naar buiten wees. `Ach, wat
maakt het ook uit, ze komen hier toch niet in dit weer,' mompelde hij
en hij liep naar de open haard pakte een andere dunne deken van de
vloer en sloeg die om zich heen. Langzaam vielen de vier bewoners in
slaap.
Bernard schrok wakker van een bons. Hij
sprong half overeind en luisterde aandachtig, maar het enige wat hij
hoorde was de sneeuwstorm buiten. De haard was inmiddels gedoofd
waardoor twee kleine straaltjes maanlicht het hutje binnenvielen door
de raampjes. `Het zal wel een hoop sneeuw zijn dat op het dak is
gevallen,' mompelde Bernard in zichzelf en hij sloeg de deken weer om
zich heen. Hij had zijn ogen nog niet gesloten of er volgde nog twee
bonzen. Bernard sprong weer overeind en greep een stuk hout dat op
een van de kleine houten bedden die tegen de muur stonden lag. Er
volgden nog twee bonzen en er volgde een doffe stem. `Doe
onmiddellijk de deur open! Dat is een bevel!' Bernard's vrouw en
kinderen werden nu ook wakker en Bernard fluisterde: `Soldaten!' Hij
liep naar de deur en ontgrendelde die. De deur werd direct ruw
opengeduwd en drie mannen kwamen binnen. Ze waren gekleed in een
dikke, zwarte mantel en hadden hun kappen over hun hoofd getrokken
tegen bescherming voor de sneeuw. Alle drie hadden ze hetzelfde
symbool op de borst van hun mantel; een blauwe driehoek met een grote
letter I erin geborduurd. De man die als eerste binnenkwam
verwijderde de kap van zijn hoofd en zijn ogen speurden de hut rond.
Zijn bruine haren kwamen tot zijn schouders en vielen gedeeltelijk
over zijn strakke, koele gezicht. Zijn neus had een merkwaardige
vorm, alsof het meerdere malen gebroken was in een gevecht.
Verschijnende kleine, haast onopvallende littekens zaten over zijn
gezicht verspreid. `Commandant Aleyn, wat een eer u te mogen
ontvangen in mijn nederige-'
`Zwijg!' brulde de harde stem van Aleyn
en hij sloeg Bernard neer met het gevest van zijn zwaard. Bernard
viel kreunend op de grond en zijn vrouw kwam gillend naar hem toe
rennen en ging voor hem staan. `Doe hem geen pijn!' smeekte ze en
Aleyn lachte.
`Pijn? Ik zou niet durven,' zei Aleyn
met een koele blik in zijn ogen. `Ik kom dit keer niet hier voor jouw
man! Ik kom hier voor die kinderen,' zei Aleyn en hij zette een stap
in de richting van de twee kinderen die ineengedoken in de dunne
dekens zaten. `Je laat mijn kinderen met rust, bruut!' gilde de vrouw
en ze ging met gespreide armen voor haar kinderen staan. Aleyn begon
te lachen. `De Toren heeft arbeiders nodig om voedsel op te leveren
voor de soldaten van Heer Idura. Zij zien er sterk genoeg uit om voor
voedsel te zorgen. Ik wil dat ze ze morgenvroeg in de binnenplaats
van de Toren melden. Doen ze dat niet, dan zwaait er wat,' zei Aleyn
dreigend en hij knikte naar de twee soldaten die nog bij de deur
stonden. Het tweetal begon de hut te doorzoeken en haalden alles
overhoop maar ze vonden niks, behalve een klein stuk brood. `Is dat
alles?' vroeg Aleyn aan Bernard en hij trok hem aan zijn kraag
omhoog. `Alstublieft... We hebben haast niks voor onszelf!'
`Dat is dan jammer, maar wij hebben
soldaten te voeden, een fijne nacht verder!' zei Aleyn ijskoud en hij
liep lachend de hut weer uit, op de voet gevolgd door de twee
soldaten. `Ik heb er genoeg van!' mompelde Bernard toen hij door het
raam had gekeken of de soldaten weg waren en hij liep naar zijn vrouw
en kinderen. `Het is tijd dat we weggaan uit het gebied. Hier is niks
meer om voor te leven. Pak wat je nodig hebt, we gaan in vijf
minuten.'
`Maar Bernard, laten we eerst slapen,
dan gaan we-'
`Nee! Als we nu niet weggaan staan
morgen Aleyn en zijn mannen weer voor de deur om uit te zoeken waarom
onze kinderen niet bij de Toren zijn. We moeten nu gaan!'
`Waarheen dan Bernard? Waar kunnen we
heen?' vroeg zijn vrouw wanhopig.
`Naar het zuiden, daar moet ergens een
nederzetting zijn van andere vluchtelingen. Daar kunnen we wel
terecht!' Bernard keek om zich heen. `Snel Alyca, kleed de kinderen
warm aan, dan pak ik alles wat we nodig hebben voor de reis!'
Komt die =]
Het was een koude winternacht. Het land
was verwikkeld in een zeer krachtige sneeuwstorm. Het zicht was
minimaal en het was ijskoud. De kleine hutjes waren bijna volledig
bedekt in een dik pak sneeuw. Licht scheen uit een van raampjes in
een van de hutjes, waarvan het dak bijna op instorten stond vanwege
het gewicht van de sneeuw. Binnen was het haast net zo onbehagelijk
als buiten. Koude lucht kwam door de dunne houten deur of door een
van de gaatjes in de ramen naar binnen. Het haardvuur verlichtte een
deel van de kamer, maar gaf haast geen warmte af. Een man van een
jaar of veertig probeerde door een van de raampjes naar buiten te
kijken, maar het enige wat hij zag was een witte massa. `Waarom kom
je niet wat dichter bij het vuur zitten Bernard? Straks vat je nog
kou!' De man die Bernard heette draaide zich om en keek naar het
vuur, waar zijn vrouw en twee kleine kinderen in een dunne deken
vlakbij de vlammen zaten om een beetje warm te blijven. `Ik blijf
toch liever kijken of er niet weer een van die patrouilles lanskomen.
De winter slaat overal toe, dus ook in de Toren,' mompelde Bernard,
die nog steeds voor het raam stond en naar buiten wees. `Ach, wat
maakt het ook uit, ze komen hier toch niet in dit weer,' mompelde hij
en hij liep naar de open haard pakte een andere dunne deken van de
vloer en sloeg die om zich heen. Langzaam vielen de vier bewoners in
slaap.
Bernard schrok wakker van een bons. Hij
sprong half overeind en luisterde aandachtig, maar het enige wat hij
hoorde was de sneeuwstorm buiten. De haard was inmiddels gedoofd
waardoor twee kleine straaltjes maanlicht het hutje binnenvielen door
de raampjes. `Het zal wel een hoop sneeuw zijn dat op het dak is
gevallen,' mompelde Bernard in zichzelf en hij sloeg de deken weer om
zich heen. Hij had zijn ogen nog niet gesloten of er volgde nog twee
bonzen. Bernard sprong weer overeind en greep een stuk hout dat op
een van de kleine houten bedden die tegen de muur stonden lag. Er
volgden nog twee bonzen en er volgde een doffe stem. `Doe
onmiddellijk de deur open! Dat is een bevel!' Bernard's vrouw en
kinderen werden nu ook wakker en Bernard fluisterde: `Soldaten!' Hij
liep naar de deur en ontgrendelde die. De deur werd direct ruw
opengeduwd en drie mannen kwamen binnen. Ze waren gekleed in een
dikke, zwarte mantel en hadden hun kappen over hun hoofd getrokken
tegen bescherming voor de sneeuw. Alle drie hadden ze hetzelfde
symbool op de borst van hun mantel; een blauwe driehoek met een grote
letter I erin geborduurd. De man die als eerste binnenkwam
verwijderde de kap van zijn hoofd en zijn ogen speurden de hut rond.
Zijn bruine haren kwamen tot zijn schouders en vielen gedeeltelijk
over zijn strakke, koele gezicht. Zijn neus had een merkwaardige
vorm, alsof het meerdere malen gebroken was in een gevecht.
Verschijnende kleine, haast onopvallende littekens zaten over zijn
gezicht verspreid. `Commandant Aleyn, wat een eer u te mogen
ontvangen in mijn nederige-'
`Zwijg!' brulde de harde stem van Aleyn
en hij sloeg Bernard neer met het gevest van zijn zwaard. Bernard
viel kreunend op de grond en zijn vrouw kwam gillend naar hem toe
rennen en ging voor hem staan. `Doe hem geen pijn!' smeekte ze en
Aleyn lachte.
`Pijn? Ik zou niet durven,' zei Aleyn
met een koele blik in zijn ogen. `Ik kom dit keer niet hier voor jouw
man! Ik kom hier voor die kinderen,' zei Aleyn en hij zette een stap
in de richting van de twee kinderen die ineengedoken in de dunne
dekens zaten. `Je laat mijn kinderen met rust, bruut!' gilde de vrouw
en ze ging met gespreide armen voor haar kinderen staan. Aleyn begon
te lachen. `De Toren heeft arbeiders nodig om voedsel op te leveren
voor de soldaten van Heer Idura. Zij zien er sterk genoeg uit om voor
voedsel te zorgen. Ik wil dat ze ze morgenvroeg in de binnenplaats
van de Toren melden. Doen ze dat niet, dan zwaait er wat,' zei Aleyn
dreigend en hij knikte naar de twee soldaten die nog bij de deur
stonden. Het tweetal begon de hut te doorzoeken en haalden alles
overhoop maar ze vonden niks, behalve een klein stuk brood. `Is dat
alles?' vroeg Aleyn aan Bernard en hij trok hem aan zijn kraag
omhoog. `Alstublieft... We hebben haast niks voor onszelf!'
`Dat is dan jammer, maar wij hebben
soldaten te voeden, een fijne nacht verder!' zei Aleyn ijskoud en hij
liep lachend de hut weer uit, op de voet gevolgd door de twee
soldaten. `Ik heb er genoeg van!' mompelde Bernard toen hij door het
raam had gekeken of de soldaten weg waren en hij liep naar zijn vrouw
en kinderen. `Het is tijd dat we weggaan uit het gebied. Hier is niks
meer om voor te leven. Pak wat je nodig hebt, we gaan in vijf
minuten.'
`Maar Bernard, laten we eerst slapen,
dan gaan we-'
`Nee! Als we nu niet weggaan staan
morgen Aleyn en zijn mannen weer voor de deur om uit te zoeken waarom
onze kinderen niet bij de Toren zijn. We moeten nu gaan!'
`Waarheen dan Bernard? Waar kunnen we
heen?' vroeg zijn vrouw wanhopig.
`Naar het zuiden, daar moet ergens een
nederzetting zijn van andere vluchtelingen. Daar kunnen we wel
terecht!' Bernard keek om zich heen. `Snel Alyca, kleed de kinderen
warm aan, dan pak ik alles wat we nodig hebben voor de reis!'