Hoofdstuk 24
“Heb jij Matthew toevallig gezien?”
Deze vraag stelde Gwendolynn aan iedereen die ze tegenkwam. Ze had even geleden gemerkt dat hij er niet meer was. En gisteren was hij ook al een hele tijd verdwenen geweest. Ze had het gevoel dat er iets niet in orde was. Waarom zou hij nu weglopen van het feest?
“Matthew, dat is toch die lieve jongeman met zijn been in het gips? Die heb ik denk ik het bos zien ingaan.”
“Dank je, tante Heather,” zei Gwendolynn.
Tante Heather en oom Conan, de ouders van Simon en Rose, waren net terug van vakantie en waren daarnet enthousiast begroet door hun zoon en dochter.
Het bos. Dat was waar Matthew de vorige dag zogezegd ook de hele tijd was geweest toen hij verdwenen was. Wat had hij er toch te zoeken? Tenzij…
Gwendolynn liep het bos in. Haar hart sprong op toen ze hem vond op de plaats waar ze hem verwacht had, bij de boom waar ze precies een week geleden ook gestaan hadden.
“Ik hoopte al dat je me hier zou vinden,” glimlachte Matthew.
“Je had lang kunnen wachten als tante Heather je niet het bos had zien ingaan,” zei ze een heel klein beetje geïrriteerd.
Hij haalde zijn schouders op.
“Het had mij niet uitgemaakt als ik langer had moeten wachten,” zei hij. “Maar ik had wel verwacht dat iemand me gezien zou hebben.”
“Waarom lok je me naar hier?” vroeg Gwendolynn.
Niet dat ze het erg vond om door hem naar het bos gelokt te worden. Helemaal niet.
“Ik heb iets voor jou,” zei hij, “maar ik wilde het je liever niet geven waar iedereen bij was.”
Ze glimlachte. Terwijl ze in zijn ogen keek, leek de tijd stil te vallen. De spanning die al een hele week tussen hen in hing, het gevoel dat er iets moest gebeuren, bereikte een hoogtepunt. Ze stapte dichter naar hem toe. Hun lichamen raakten elkaar net niet. Terwijl ze langzaam haar lippen naar de zijne bracht, zijn blik ondertussen niet loslatend, merkte ze dat hij best wel een stuk groter was dan zij. Ook hij boog zich nu lichtjes naar haar toe, om haar te helpen de afstand te overbruggen.
“Gwen!” riep iemand. De stem van haar broer. Ze zuchtte haast onmerkbaar, terwijl ze in Matthews ogen bleef kijken. Ze hoopte dat Brandon zou weggaan als ze hem zou negeren.
“Gwen, waar zit je?” riep hij opnieuw, een stuk dichterbij deze keer. “We hebben je nodig voor de taart.”
Ze draaide haar hoofd weg van Matthew, in de richting van het geluid.
“Ik kom eraan!” schreeuwde ze.
“Sorry,” fluisterde ze tegen Matthew. “Ik moet echt gaan.”
Hij knikte begrijpend, maar ze kon de teleurstelling in zijn ogen zien. Ze raakte even zijn wang aan.
“Vanavond, na het feest, oké?”
Hij knikte.
Ze draaide zich om en liep terug in de richting van het feest. Met spijt in haar hart, want ze was liever bij hem gebleven. Hoe kwam het toch dat er steeds wel iemand moest roepen als ze net alleen was met Matthew? Het leek wel alsof haar familie moeite deed om hen van elkaar weg te houden. Al wist ze best dat dat onzin was. Ze dacht aan wat hij gezegd had. Hij had iets voor haar dat hij haar wilde geven als ze alleen waren. Wat zou het kunnen zijn?
Een gedachte kwam in haar op, maar ze verwierp ze meteen. Nee, dat kon niet. Dat zou hij toch niet doen? Of wel? Wat kon het anders zijn?
Ze wist niet zeker of ze dat wel zo’n geweldig idee vond. Ze hield van hem, maar tenslotte kenden ze elkaar toch nog maar drie weken. Al voelde het wel al veel langer. Ze probeerde het uit haar hoofd te zetten terwijl iedereen ‘Happy Birthday’ zong en ze de kaarsjes op de taart uitblies, maar een zenuwachtige kriebel plantte zich in haar buik wanneer ze aan Matthew en zijn cadeautje dacht.
“Heb jij Matthew toevallig gezien?”
Deze vraag stelde Gwendolynn aan iedereen die ze tegenkwam. Ze had even geleden gemerkt dat hij er niet meer was. En gisteren was hij ook al een hele tijd verdwenen geweest. Ze had het gevoel dat er iets niet in orde was. Waarom zou hij nu weglopen van het feest?
“Matthew, dat is toch die lieve jongeman met zijn been in het gips? Die heb ik denk ik het bos zien ingaan.”
“Dank je, tante Heather,” zei Gwendolynn.
Tante Heather en oom Conan, de ouders van Simon en Rose, waren net terug van vakantie en waren daarnet enthousiast begroet door hun zoon en dochter.
Het bos. Dat was waar Matthew de vorige dag zogezegd ook de hele tijd was geweest toen hij verdwenen was. Wat had hij er toch te zoeken? Tenzij…
Gwendolynn liep het bos in. Haar hart sprong op toen ze hem vond op de plaats waar ze hem verwacht had, bij de boom waar ze precies een week geleden ook gestaan hadden.
“Ik hoopte al dat je me hier zou vinden,” glimlachte Matthew.
“Je had lang kunnen wachten als tante Heather je niet het bos had zien ingaan,” zei ze een heel klein beetje geïrriteerd.
Hij haalde zijn schouders op.
“Het had mij niet uitgemaakt als ik langer had moeten wachten,” zei hij. “Maar ik had wel verwacht dat iemand me gezien zou hebben.”
“Waarom lok je me naar hier?” vroeg Gwendolynn.
Niet dat ze het erg vond om door hem naar het bos gelokt te worden. Helemaal niet.
“Ik heb iets voor jou,” zei hij, “maar ik wilde het je liever niet geven waar iedereen bij was.”
Ze glimlachte. Terwijl ze in zijn ogen keek, leek de tijd stil te vallen. De spanning die al een hele week tussen hen in hing, het gevoel dat er iets moest gebeuren, bereikte een hoogtepunt. Ze stapte dichter naar hem toe. Hun lichamen raakten elkaar net niet. Terwijl ze langzaam haar lippen naar de zijne bracht, zijn blik ondertussen niet loslatend, merkte ze dat hij best wel een stuk groter was dan zij. Ook hij boog zich nu lichtjes naar haar toe, om haar te helpen de afstand te overbruggen.
“Gwen!” riep iemand. De stem van haar broer. Ze zuchtte haast onmerkbaar, terwijl ze in Matthews ogen bleef kijken. Ze hoopte dat Brandon zou weggaan als ze hem zou negeren.
“Gwen, waar zit je?” riep hij opnieuw, een stuk dichterbij deze keer. “We hebben je nodig voor de taart.”
Ze draaide haar hoofd weg van Matthew, in de richting van het geluid.
“Ik kom eraan!” schreeuwde ze.
“Sorry,” fluisterde ze tegen Matthew. “Ik moet echt gaan.”
Hij knikte begrijpend, maar ze kon de teleurstelling in zijn ogen zien. Ze raakte even zijn wang aan.
“Vanavond, na het feest, oké?”
Hij knikte.
Ze draaide zich om en liep terug in de richting van het feest. Met spijt in haar hart, want ze was liever bij hem gebleven. Hoe kwam het toch dat er steeds wel iemand moest roepen als ze net alleen was met Matthew? Het leek wel alsof haar familie moeite deed om hen van elkaar weg te houden. Al wist ze best dat dat onzin was. Ze dacht aan wat hij gezegd had. Hij had iets voor haar dat hij haar wilde geven als ze alleen waren. Wat zou het kunnen zijn?
Een gedachte kwam in haar op, maar ze verwierp ze meteen. Nee, dat kon niet. Dat zou hij toch niet doen? Of wel? Wat kon het anders zijn?
Ze wist niet zeker of ze dat wel zo’n geweldig idee vond. Ze hield van hem, maar tenslotte kenden ze elkaar toch nog maar drie weken. Al voelde het wel al veel langer. Ze probeerde het uit haar hoofd te zetten terwijl iedereen ‘Happy Birthday’ zong en ze de kaarsjes op de taart uitblies, maar een zenuwachtige kriebel plantte zich in haar buik wanneer ze aan Matthew en zijn cadeautje dacht.