Ongehoord!
Mr. Hawthorne werd door de meid de smalle hal binnengeleid.
“Kan ik Dr. Jenkyns zien?” vroeg hij, met zijn linkerhand tegen zijn rechterbovenarm gedrukt.
De meid vroeg hem om even te wachten. Ze ging de spreekkamer van de dokter binnen.
“Miss Jenkyns, Mr. Hawthorne is hier om uw vader te zien,” hoorde hij haar zeggen.
“Laat hem binnenkomen, Betsy,” was het antwoord.
Het volgende ogenblik stond hij in de spreekkamer van de dokter.
“Ik ben bang dat mijn vader er niet is, Mr. Hawthorne,” zei Miss Jenkyns. “Maar misschien kan ik één van de bedienden sturen om hem te zoeken, als het dringend is. Ik weet alleen niet waar hij heen is. Hij is vertrokken toen ik zelf weg was.”
Mr. Hawthorne gaf geen antwoord. Hij hoorde zelfs amper wat ze zei. Daar, achter haar, zat de vrouw die hem daarnet geholpen had. Ze had niet opgekeken toen hij binnenkwam. Hij zag hoe ze een klein, wit doekje op een schaafwonde op haar knie legde en het vastplakte met een soort van smalle, witte plakband. Het puntje van haar tong zat tussen haar lippen terwijl ze geconcentreerd bezig was. Ze had een soort van openhangende vest aangetrokken over de weinig verhullende kleding die ze droeg, waardoor haar schouders nu toch bedekt waren. Haar benen waren echter nog steeds helemaal onbekleed. Ze keek op en hij keek snel weg.
“Oh, Mr. Hawthorne, dit is Miss Martha Stevens. Miss Stevens, dit is Mr. Hawthorne,” stelde Miss Jenkyns hen aan elkaar voor.
Hij begroette Miss Stevens met een beleefde hoofdknik, zonder dat de norse blik echter zijn gezicht verliet.
“Wel, we hebben elkaar al eerder ontmoet, niet?” glimlachte Miss Stevens met pretlichtjes in haar ogen.
Hij snapte niet wat er om te lachen was.
“Hebt u mijn vader dringend nodig, Mr. Hawthorne?” vroeg Miss Jenkyns opnieuw.
Als antwoord liet hij zijn arm los en toonde de grote rode bloedvlek op zijn witte hemd die onder zijn hand had gezeten. Miss Jenkyns snakte geschrokken naar adem.
“Ik moet tegen iets scherps gevallen zijn toen ze me aanvielen, ik weet niet precies wat.”
In tegenstelling tot Miss Jenkyns was Miss Stevens helemaal niet onder de indruk.
“Het ziet er vast een stuk erger uit dat het werkelijk is,” zei ze.
Ze sprong behendig van de tafel waarop ze zat en liep naar hem toe.
“Laat mij eens kijken.”
Hij keek haar aan met een dreigende blik die haar moest duidelijk maken dat ze uit zijn buurt moest blijven en legde zijn hand terug over zijn gewonde arm. Ze liet zich echter niet door hem afschrikken. Met tegenzin liet hij zich door haar naar een stoel leiden. Hij ging zitten en legde zijn arm op de tafel. Ze goot water uit een kan in een kommetje. Vervolgens rolde ze zijn mouw op zo hoog als ze kon. Ze drenkte een schone doek in het water en begon het bloed van zijn arm te wassen.
“Hm, het is vrij diep,” zei ze toen ze de wonde had schoongemaakt. “Het moet gehecht worden.”
De snee bloedde nog steeds en Miss Stevens legde haar hand erover om het bloeden te stelpen.
“Ik zal Betsy om mijn vader sturen,” zei Miss Jenkyns een beetje paniekerig. “Ik hoop dat ze hem snel vindt. Wist ik maar waar hij was!”
“Niet nodig, ik doe het wel,” zei Miss Stevens.
“Wat?” zei Mr. Hawthorne en in een reflex trok hij zijn arm weg. Een pijnscheut deed hem zijn gezicht van pijn vertrekken. Hij kon nog net voorkomen dat hij het uitschreeuwde. Dat zou pas een vernedering zijn!
“Houd je hand erop tegen het bloeden,” zei Miss Stevens onbewogen.
Gehoorzaam legde hij zijn hand op zijn bovenarm.
“Miss Jenkyns, weet je waar jouw vader zijn naalden en draad bewaart?” vroeg Miss Stevens.
“Eh, ja, maar…”
Mr. Hawthorne kon amper geloven wat hij hoorde.
“Miss Stevens, ik ga u niet mijn arm laten hechten!” riep hij uit.
“Geef mij één goede reden waarom niet,” zei Miss Stevens.
Even wist hij niet wat te zeggen. Was dat dan niet vanzelfsprekend?
“U bent een vrouw!”
Miss Stevens rolde met haar ogen.
“Ik had het kunnen weten,” hoorde hij haar mompelen. “Ik vroeg om een goede reden. Vertrouw mij, ik heb dit eerder gedaan. Ik weet wat ik doe.”
“Miss Stevens, een wonde hechten is wel wat anders dan stoffen naaien, hoor,” zei Miss Jenkyns, die er duidelijk ook niet echt van overtuigd was dat dit een goed idee was.
“Dat weet ik,” antwoordde Miss Stevens. “En daarom, als Mr. Hawthorne mij zou vragen om de scheur in zijn hemd te herstellen, zou ik hem vriendelijk verzoeken om dat te vragen aan iemand die dat kan.”
Mr. Hawthorne was verstomd door deze woorden. Miss Stevens zorgde ervoor dat hij van de ene verbazing in de andere viel en hij wist niet of het hem eigenlijk echt zou verwonderen als ze werkelijk kon hechten. Het was in elk geval erg moeilijk om haar tegen te spreken.
“Oké, doe het,” beval hij bars.
Hij zag hoe Miss Jenkyns hem even vragend aankeek, alsof ze wilde controleren of hij meende wat hij zei.
“Geef haar wat ze nodig heeft,” zei hij, vriendelijker dan hij tegen Miss Stevens had gesproken.
Miss Jenkyns nam naald en draad, terwijl Miss Stevens zijn mouw verder probeerde op te rollen. Ze moest het opgeven.
“Het lukt niet,” zei ze. “De mouw zit nog steeds over een deel van de snee. Je gaat je hemd moeten uittrekken.”
Hij staarde haar alweer stomverbaasd aan.
“Jij wilt dat ik mijn hemd uittrek?” vroeg hij, maar hij had al zo’n vermoeden dat tegensputteren geen zin zou hebben.
“Komaan, doe niet zo preuts,” zei ze geërgerd.
Hij zuchtte en wilde toen doen wat ze zei, maar met zijn ene hand op de wonde op zijn andere arm gedrukt, was dat makkelijker gezegd dat gedaan. Hij voelde zich behoorlijk hulpeloos. Blijkbaar zag ze het, want haar gezicht verzachtte.
“Wacht, ik help je wel,” zei ze. “Probeer je arm zo weinig mogelijk te bewegen. Hoe meer je beweegt, hoe meer het gaat bloeden.”
Ze knoopte eerst zijn sjaaltje los en hing het over de leuning van de stoel waarop ze zat. Ze maakte zijn ondervest los en hielp hem om zijn armen door de armgaten te steken. Hij knipperde een beetje zenuwachtig met zijn ogen toen ze zijn hemd begon los te knopen, maar verder probeerde hij niet te laten merken dat het hem onzeker maakte om door een vrouw uitgekleed te worden. Vanuit zijn ooghoeken zag hij hoe Miss Jenkyns zich had omgedraaid en willekeurig een paar voorwerpen op de kast verplaatste. Zij voelde zich duidelijk ook ongemakkelijk door de situatie. Miss Stevens trok echter zonder enige schroom zijn hemd uit, eerst over zijn linkerarm, zodat ze het nadien voorzichtig over zijn gewonde arm kon trekken, zonder dat hij die moest bewegen. De manier waarop ze het deed, gaf hem het idee dat ze dit al eerder gedaan had.
“Wow, ze hebben je lelijk toegetakeld,” zei ze, toen ze zijn naakte bovenlichaam zag, waarop verschillende grote blauwe plekken te zien waren. “Ik hoop dat je geen gebroken ribben hebt.”
Ze nam de naald en de draad op die Miss Jenkyns had klaargelegd en stak zorgvuldig de draad door het oog van de naald.
“Oké, leg je arm op tafel en gebruik je andere arm om hem tegen te houden,” zei ze. “Ik vrees dat het gaat pijn doen als ik bezig ben, maar probeer zoveel mogelijk te ontspannen en zorg er in elk geval voor dat je je arm niet beweegt. In geen geval je arm wegtrekken, daarmee maak je het enkel erger. Oké?”
Hij knikte en deed wat ze gezegd had.
“Klaar?”
Hij slikte even.
“Ja,” zei hij toen.
Hij haalde diep adem en dat veroorzaakte zo een pijn aan zijn ribben dat hij amper voelde hoe ze de naald voor de eerste keer door zijn huid stak. Hij klemde zijn tanden op elkaar en wendde zijn van pijn vertrokken gezicht van haar af. Eén keer keek hij even haar richting uit en hij zag dat ze opnieuw het puntje van haar tong een beetje uitgestoken had.
“Zo, klaar,” zei ze uiteindelijk.
Mr. Hawthorne keek verbaasd op. Het had minder lang geduurd dan hij verwacht had. Nog verbaasder was hij toen hij naar zijn arm keek. De hechtingen zagen er best goed uit.
“Als je even op de tafel gaat zitten, kan ik naar je ribben kijken,” zei ze.
Gewillig deed hij wat ze zei, zonder er verder bij na te denken. Ze was erin geslaagd om zijn vertrouwen te winnen, ondanks de ongehoorde manier waarop ze zich kleedde en waarop ze zich gedroeg en waarop ze hem toesprak.
Voorzichtig betastte ze één voor één zijn ribben.
“Enkel kneuzingen,” zei ze toen ze klaar was. “Niks gebroken. Je hebt geluk gehad. Doe je hemd maar terug aan.”
Langzaam trok Mr. Hawthorne zijn kleren terug aan. Hij wist dat hij iets moest zeggen om haar te bedanken, maar het kostte hem moeite om de woorden over zijn lippen te krijgen. Vandaag was ongetwijfeld één van de meest vernederende dagen uit zijn leven geweest. Eerst was hij aangevallen op straat en had een vrouw hem moeten verdedigen en nadien had diezelfde vrouw zijn arm gehecht en hem bevelen gegeven alsof ze zelf een man was. Hij knipperde opnieuw zenuwachtig met zijn ogen.
“Ik denk… Ik denk dat ik vooral geluk had dat jij langskwam,” zei hij uiteindelijk. “Ik… Ik weet dat ik daarnet erg ondankbaar was, maar… eh… toch bedankt.”
“Geen dank,” zei ze. “Ik hoop dat je weet dat je zo ongeveer de lastigste patiënt moet zijn die ooit bestaan heeft.”
Hij fronste zijn wenkbrauwen. Had ze hem nu beledigd? Dreef ze de spot met hem? Moest hij kwaad worden? Ze lachte in elk geval, maar het was niet onvriendelijk. Hij wist echt niet wat hij moest zeggen. Miss Jenkyns redde hem door te vragen of hij een kop thee wilde. Hij sloeg haar aanbod beleefd af en zei dat hij maar eens moest gaan. Net op het moment dat hij opstond om te vertrekken, kwam Dr. Jenkyns binnen.