Mellisa is een arm meisje uit een klein dorpje, wanneer er een oorlog uitbreekt wordt haar leven op zijn kop gezet.
Hoofdstuk1
Alles was wit buiten. De bomen, de huizen en de straat. Het was putje winter. En het had al dagen gesneeuwd. Ik keek naar buiten en zag een paar van de kinderen van hier uit de straat door de sneeuw rollen. Ze bekogelden elkaar met eindeloze reeksen sneeuwballen.
Dit was de strengste winter die ik ooit had meegemaakt en volgens pap was het in zijn leven pas één keer eerder gebeurd dat het zoveel gesneeuwd had.
Een paar meisjes waren druk bezig met een sneeuwpop die ze mooi aankleden met een lekkere dikke wollen sjaal. Ik was jaloers op die sjaal van de sneeuwpop. Zelf had ik niet iets wat er zo lekker warm uitzag. Ik had eigenlijk niets op de paar kleren die ik aanhad na.
Eén van de meisjes bij de sneeuwpop herkende ik wel, ze heette Elise. Haar vader was schrijnwerker en hij verdiende goed. De enige tafel in ons kleine huisje was door hem gemaakt. Het had hen flink wat gekost, want de schrijnwerker was heel duur. Pap had nog geprobeerd wat af te dingen maar het was niet gelukt. De schrijnwerker en zijn gezin woonde in een mooi huis waar altijd de haard brandde en waar iedereen een eigen slaapkamer had. Ze hadden zelfs hun eigen toilet en hoefden niet naar het vieze geval waar de hele straat gebruik van maakte.
De deur ging open. Mam kwam thuis van haar werk als kleermaakster. Ze zag er moe uit. ‘Hoe is het met je?’ vroeg ze bezorgd. ‘Alles is goed’ zei ik. ‘Mag ik naar bed?’ ‘Natuurlijk mag je dat’. Ik legde me op de grond en liet mam me onderstoppen. ‘Slaapwel’ zei ik. ‘Slaapzacht’ antwoordde mijn moeder. Ik dacht aan alle problemen die we hadden en aan arme mam die dag in dag uit werkte. Ik voelde de tranen komen. Huilend suste ik mezelf in slaap.
Hoofdstuk1
Alles was wit buiten. De bomen, de huizen en de straat. Het was putje winter. En het had al dagen gesneeuwd. Ik keek naar buiten en zag een paar van de kinderen van hier uit de straat door de sneeuw rollen. Ze bekogelden elkaar met eindeloze reeksen sneeuwballen.
Dit was de strengste winter die ik ooit had meegemaakt en volgens pap was het in zijn leven pas één keer eerder gebeurd dat het zoveel gesneeuwd had.
Een paar meisjes waren druk bezig met een sneeuwpop die ze mooi aankleden met een lekkere dikke wollen sjaal. Ik was jaloers op die sjaal van de sneeuwpop. Zelf had ik niet iets wat er zo lekker warm uitzag. Ik had eigenlijk niets op de paar kleren die ik aanhad na.
Eén van de meisjes bij de sneeuwpop herkende ik wel, ze heette Elise. Haar vader was schrijnwerker en hij verdiende goed. De enige tafel in ons kleine huisje was door hem gemaakt. Het had hen flink wat gekost, want de schrijnwerker was heel duur. Pap had nog geprobeerd wat af te dingen maar het was niet gelukt. De schrijnwerker en zijn gezin woonde in een mooi huis waar altijd de haard brandde en waar iedereen een eigen slaapkamer had. Ze hadden zelfs hun eigen toilet en hoefden niet naar het vieze geval waar de hele straat gebruik van maakte.
De deur ging open. Mam kwam thuis van haar werk als kleermaakster. Ze zag er moe uit. ‘Hoe is het met je?’ vroeg ze bezorgd. ‘Alles is goed’ zei ik. ‘Mag ik naar bed?’ ‘Natuurlijk mag je dat’. Ik legde me op de grond en liet mam me onderstoppen. ‘Slaapwel’ zei ik. ‘Slaapzacht’ antwoordde mijn moeder. Ik dacht aan alle problemen die we hadden en aan arme mam die dag in dag uit werkte. Ik voelde de tranen komen. Huilend suste ik mezelf in slaap.